DNA-databanken andere Koninkrijksdelen

De Nederlandse DNA-databank beheert de DNA-databanken van Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het beheer van de DNA-databank van Caribisch Nederland is gebaseerd op het Besluit vergelijkend onderzoek celmateriaal BES. Het beheer van de DNA‑databanken van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is gebaseerd op de Landsbesluiten vergelijkend onderzoek celmateriaal van de Nederlandse Antillen en Aruba. De DNA-databanken moeten volgens deze besluiten volgens soortgelijke regels worden beheerd.

U vindt hier een overzicht van het aantal DNA-profielen in de DNA-databanken van deze Koninkrijksdelen

Samenstelling

Voor opname van DNA-profielen in de DNA-databank (in de besluiten centrale registratie genoemd) van één van de Koninkrijksdelen is een opdracht nodig van de rechtercommissaris. Uit de lokale besluiten komt naar voren dat DNA‑profielen uit sporen, uit referentiemateriaal van een verdachte en van overleden slachtoffers opgenomen mogen worden in de DNA-databanken.

Vergelijken

DNA-profielen van sporen en overleden slachtoffers die opgenomen moeten worden in de DNA-databank worden eerst vergeleken met de DNA-profielen van de eliminatiedatabank. Als hieruit geen match naar voren komt wordt het DNA-profiel vergeleken met alle DNA‑profielen die op dat moment zijn opgenomen in de DNA-databank. Dit kan resulteren in een match, dat betekent dat DNA-profielen met elkaar overeenkomen.

Wanneer een match gevonden is, wordt dit doorgegeven aan de deskundige die het DNA-profiel heeft laten opnemen in de DNA-databank.

Vanaf 1 februari 2018 is het wettelijk toegestaan dat de opgenomen enkelvoudige DNA-profielen uit de DNA-databanken uit Nederland, Aruba, Curaçao, St. Maarten en BES onderling met elkaar vergeleken worden. Dit volgt een soortgelijke procedure als de internationale vergelijking in het kader van de Prüm-wetgeving, namelijk in twee stappen.

Bewaren en verwijderen

Voor vernietiging van DNA-profielen uit de DNA-databanken moet een verzoek door de rechtercommissaris worden gedaan. DNA-profielen uit sporenmateriaal worden uiterlijk 18 jaar na het opnemen verwijderd en DNA‑profielen uit referentiemateriaal van verdachte na uiterlijk 30 jaar. Eerdere verwijdering is mogelijk als zaken zijn opgelost of verdachte niet langer verdacht zijn.