Geschiedenis

In 1994 ging de wet in werking waardoor DNA-onderzoek in strafzaken geregeld werd. Ook het besluit DNA-onderzoeken trede in werking. Nederland was het eerste land ter wereld dat specifieke wetgeving invoerde voor de toepassing van DNA-onderzoek in het strafrecht. Hiermee was de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken (in de wet centrale registratie genoemd) juridisch gezien een feit en kon worden gestart met de implementatie. In 1997 werden de eerste DNA-profielen opgenomen. Eerst moest een nieuwe techniek voor het maken van DNA-profielen worden ingevoerd. Daarnaast bestond nog onzekerheid over de beslissingsbevoegdheid rond opname van DNA-profielen in de databank/ centrale registratie. Bij de start van de centrale registratie werd gebruik gemaakt van een eigen DNA-databankprogramma, DNAPROF. Al snel bleek dit programma niet meer te voldoen en werd in 1999 besloten over te stappen naar CODIS. Vanaf 2001 is dit in gebruik genomen.

Met ingang van de wetswijziging van 2001 werd de centrale registratie werd vanaf toen de DNA-databank voor strafzaken genoemd. Daarnaast zorgde deze wetswijziging er onder andere voor dat ook celmateriaal van veroordeelde verdachte bewaard mocht worden.

Om contaminatie in een vroege fase van onderzoek op te sporen worden DNA-profielen vergeleken met die van medewerkers in laboratoria en de plaatsen delict. In 2002 werd de eliminatiedatabank in gebruik genomen.

In 2007 is de DNA-databank voor vermiste personen opgericht. Deze databank is aangelegd ten behoeve van de hulpverleningstaak van de politie. Daarnaast voorziet het ook in de behoeve van de opsporingstaak van de politie. Personen kunnen namelijk vermist zijn en ongeïdentificeerde personen kunnen zijn overleden als gevolg van een misdrijf.

Sinds 1 januari 2009 is de Nederlandse DNA-databank een zelfstandig onderdeel binnen het NFI. Het NFI heeft zo de positie van het eigen DNA-laboratorium ten opzichte van de DNA-databank zoveel mogelijk gelijkwaardig gemaakt aan die van andere laboratoria. De DNA-databank wordt, zoveel als wettelijk mogelijk is, gepositioneerd als onafhankelijke organisatie die haar DNA-profielen ontvangt van forensische DNA-deskundigen van ISO-17025 geaccrediteerde en laboratoria waaronder het NFI.

De beheerder van de Nederlandse DNA-databank heeft in overleg met alle Nederlandse ISO-17025-geaccrediteerde producenten van DNA-profielen (waaronder het NFI) intakecriteria vastgesteld voor de opname van DNA-profielen in de DNA-databank voor Strafzaken. De intakecriteria zijn gebaseerd op de Nederlandse DNA-wetgeving en de aanbevelingen van de DNA-werkgroep van het European Network of Forensic Science Institutes (ENFSI).

In 2011 is besloten dat de eindverantwoordelijkheid voor het beheer van celmateriaal waaruit DNA-profielen worden gemaakt, per 1 januari 2012, ondergebracht wordt bij de beheerder van de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Het College Bescherming Persoonsgegevens beschouwt celmateriaalmonsters als persoonsgegevens. Het ligt voor de hand om de eindverantwoordelijkheid over het beheer van DNA-profielen en het bijbehorende celmateriaal, beiden persoonsgegevens, in één afdeling onder te brengen. Het celmateriaal moet namelijk even lang bewaard worden als de daarbij behorende DNA-profielen.

Wetswijzigingen

In deze jaren hebben de invoering van wetten en wetswijzigingen invloed gehad op de werkzaamheden en de omvang van de Nederlandse DNA-databank. Zo zorgde de verruiming van de DNA-wetgeving in 2001 voor een toename van het aantal DNA-profielen in de DNA-databank voor strafzaken. De invoering van de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in 2005 zorgde zelfs voor een nog sterkere toename van het aantal profielen, voornamelijk van veroordeelden. Naar verwachting zal ook de invoering van conservatoire DNA-afname voor een toename zorgen van het aantal DNA-profielen in de DNA-databank voor strafzaken.

Naast de groei van de databanken vindt er ook steeds meer uitwisseling plaats met andere landen. Sinds 2008 vergelijkt Nederland DNA-profielen met DNA-databanken van andere Europese landen, in het kader van het Verdrag van Prum en later de EU-wetgeving. Daarnaast is het in individuele gevallen sinds 2017 mogelijk gemaakt om met de Verenigde Staten van Amerika vergelijkingen uit te voeren. Verder is vergelijking van profielen tussen de DNA-databanken van Nederland en andere koninkrijksdelen mogelijk sinds 2018. Ook voor de DNA-databank voor vermiste personen is er steeds meer mogelijk op het vlak van internationale uitwisseling. De komst van de databanken van Interpol maken dit mogelijk.